‘Eigenwijze’ keuze voor warmtesysteem is zeven jaar later nog steeds een goede oplossing

03.09.2024 Evelien Schreurs

‘Eigenwijze’ keuze voor warmtesysteem is zeven jaar later nog steeds een goede oplossing
©Linthorst

Aan het Jacques Urlusplantsoen in Leiden worden vierhonderd woningen verwarmd met een warmtesysteem dat bestaat uit een grote centrale warmtepomp en een ondergrondse warmtebuffer. Dit was de eerste locatie waar Linthorst het door hen ontworpen systeem installeerde. Toen het systeem in 2017 werd aangesloten, was het een nieuwe en unieke vorm van verwarmen, maar terugblikkend past het goed in het huidige en toekomstige warmtesysteem.

“We maken als bedrijf zo’n 100 miljoen euro omzet en doen zoveel projecten, maar dit is nog steeds het project waar ik eigenlijk het meest trots op ben en de meeste voldoening uit gehaald heb”, begint Gertjan Linthorst, directeur bij Linthorst. Het is een bijzonder project, want toen dit systeem in 2017 in werking ging, begonnen in Nederland de eerste warmteprojecten om bestaande bouw gasloos te maken. Veel van die warmteprojecten zijn mislukt, vertelt hij, maar hier is het toch gelukt.

Linthorst: “De meeste partijen in de markt zeiden dat je beter voor een substantieel deel van je piekvoorziening nog steeds een gasketel kan gebruiken, dan hoef je minder te investeren in je all-electric oplossing. Maar wij geloofden daar niet in, omdat wij de visie hadden dat de gasprijs dermate zou stijgen en het overheidsbeleid zou voortzetten met het ontmoedigen van aardgas. Dus we hebben eigenwijs een all-electric installatie neergezet.”

Het gebruiken van een buffer, warmte-opslag en flexibiliteit was toen nog niet iets waar veel mensen mee bezig waren, want de elektriciteitsprijzen waren laag en vrij stabiel. De flexibiliteit die de buffer biedt, toont nu zijn waarde, zegt Linthorst. “Het afnemen van elektriciteit op momenten dat het beschikbaar is en niet wanneer het nodig is. Daar komt het eigenlijk op neer en dat is waar we naartoe moeten.”

Dat dit systeem in de flats van het Jacques Urlusplantsoen is geplaatst, komt ook door de omstandigheden, vertelt Linthorst. “De energieleverancier had het contract beëindigd, en daarom moest redelijk snel een oplossing gevonden worden. Dus die mensen zaten wel omhoog dat er iets moest komen. En dat zie je bij andere warmteprojecten en bij verduurzamingsprojecten in bestaande bouw, daar is niet echt een noodzaak. De druk is niet het allerhoogst, hier was dat wel het geval.”

“Het bijzondere aan dit project is ook dat de gemeente er niet bij betrokken was. Want normaalgesproken wordt er bij dit soort warmteprojecten heel erg gestuurd vanuit gemeentes.” In dit geval was het een samenwerking van vier partijen, waaronder VvE’s en woningcorporaties. “Er moet dan wel commitment zijn, in dit geval van de corporaties, dan kan het ook zeker zonder gemeente.”

Centrale warmtepomp met buffervat
Het warmtesysteem bestaat uit een grote centrale warmtepomp van 1,3 megawatt en een ondergronds buffervat van 200 kubieke meter. Die verzorgen samen 12.500 gigajoule warmte per jaar voor de woningen. De warmtepomp heeft een smart grid-aansturing, waardoor deze water verwarmt op de momenten dat stroom goedkoop is, wat vaak ook groene stroom is. Verwarmd water wordt opgeslagen in het buffervat, en kan daardoor op een later moment gebruikt worden, zowel voor het verwarmen van de woningen als voor warm tapwater.

In de tussenseizoenen en de zomer kan de warmtepomp in anderhalf uur genoeg water opwarmen voor een hele dag, vertelt Linthorst. “Warm krijgen we het altijd, ook in de winter. We hebben zoveel warmtepompcapaciteit staan, dat als de buffer er niet zou zijn, dan krijgen we ook die wijk wel warm met die warmtepomp. Alleen kan je dan minder gebruik maken van duurzame elektriciteit en goedkope elektriciteit.”

Volgens Linthorst bevalt het warmtenet goed. “Het bijzondere is dat wij eigenlijk vrij weinig contact hebben gehad met onze klanten. Wij leveren warmte en we hebben nog nooit een storingsonderbreking gehad, en de tarieven zijn ook nog steeds goed, wij zitten ver onder de maxima van de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Dus er is ook niet heel veel reden geweest om veel contact te onderhouden.”

Omdat het om een centrale warmtepomp gaat die tot hoge temperaturen verwarmt (85 graden Celsius), hoefde er in de woningen niets aangepast te worden. Hierdoor kon het systeem in korte tijd en zonder overlast voor de bewoners geïnstalleerd worden.

Hetzelfde systeem is sindsdien ook in andere projecten van Linthorst gebruikt en is eigenlijk praktisch hetzelfde gebleven sinds de eerste installatie in het Jacques Urlusplantsoen. “Als we het dit op dit moment opnieuw zouden maken, zouden we een iets grotere buffer maken. We hadden wel de visie dat flexibiliteit belangrijk was, maar we hebben de investering nog wel wat gedrukt omdat destijds de energietarieven nog heel laag waren.”

Nu de energieprijzen hoger liggen, is het voordeliger om het buffervat groter te maken, vertelt Linthorst. Bij huidige projecten is de voorkeur dan ook om buffers te maken die één tot twee weken warmte kunnen opslaan.

Op het dak van de flats liggen geen zonnepanelen. Het was destijds al ingewikkeld genoeg om het met de verschillende partijen eens te worden over het warmtenet, volgens Linthorst. Maar dat is ook omdat Linthorst niet van mening is dat het per se nodig is om zelf in de elektriciteit te voorzien. “Wij hadden die visie niet om per se te streven naar nul op de meter, of heel veel elektra opwekken op eigen perceel.”

Ondertussen zijn er wel gesprekken over het plaatsen van zonnepanelen. Linthorst zou daar vooral mogelijkheid in zien voor de basislast voor het aansturen met de warmtepompen. Maar in zonnepanelen die ook gaan terugleveren aan het net ziet Linthorst niet veel. Omdat het systeem nu al van goedkope stroom gebruik maakt, zal het volgens Linthorst ook weinig schelen in de energieprijs voor de bewoners.

Uitbreiding
Sinds kort is het contact met de VvE’s van de flats weer wat opgeleefd, omdat er plannen zijn om het warmtenet uit te breiden. “Aan de overkant van de straat zit een wijk met ongeveer zeshonderd woningen en wij zijn nu aan het onderzoeken of wij die ook kunnen aansluiten op onze warmte-opwekinstallatie.”

Het uitbreiden van het bestaande warmtenet levert schaalvoordelen op, vertelt Linthorst. “Hoe meer volume je hebt op één centrale, hoe minder capaciteit je neer hoeft te zetten.” Naar verwachting zal het wel nodig zijn om het buffervat te vergroten of om er een tweede bij te plaatsen. 

Bij het ontwerpen van het warmtesysteem kwam de bij de deelnemende partijen de vraag op of verduurzaming van de woningen de warmtevraag zo ver terug zou dringen dat de businesscase er niet meer zou zijn.

Linthorst: “Wij dachten dat de kans op zo’n significante verduurzaming in de komende jaren klein was. En op de lange termijn geloven wij in samenwerking en dat we bij vrijkomende productiecapaciteit, door daling van het bestaande verbruik, op zoek kunnen naar nieuwe afnemers. En dat is wat nu gebeurt.” De warmtevraag van de woningen is de afgelopen jaren licht gedaald. Dat komt volgens Linthorst vooral door hogere energietarieven en het daarbij horende bewustzijn over energieverbruik.

Als we over een jaar over zeven weer terug zouden blikken, zou er volgens Linthorst vooral meer aandacht zijn voor netcongestie in dit soort warmtesystemen. Want dat probleem speelt steeds vaker, ook rond het Jacques Urlusplantsoen, en dit soort warmtesystemen zouden kunnen bijdragen aan een oplossing.

“We hebben ook aangeboden aan Liander dat we samen kunnen werken om congestie te verminderen”, vertelt Linthorst. Linthorst zou bijvoorbeeld de warmtepomp uit kunnen zetten op momenten dat er congestie is, dat kan prima door de warmtebuffer. Dit soort samenwerking zou zowel een dienst voor de netbeheerder kunnen zijn, als de kosten verlagen voor de bewoners. Daarbij zou het kunnen helpen om een aansluiting op het elektriciteitsnet te krijgen, bijvoorbeeld voor de geplande uitbreiding van het warmtenet.

Warmteprojecten zijn vaak complex, omdat ze zo groot zijn, vertelt Linthorst. Maar in het geval van het Jacques Urlusplantsoen is er klein begonnen, en kan het nu worden uitgebreid. “Begin klein, ook om het overzichtelijk te houden qua besluitvorming en governance. En vanuit daar kan je altijd modulair je warmtenet gaan uitbreiden.”

Een modulair systeem zoals op het Jacques Urlusplantsoen is gebruikt, zou zeker ook op andere locaties kunnen werken, concludeert Linthorst. “Vaak wordt gelijk op grote schaal gedacht, wat dermate veel complexiteit oplevert waardoor het  nooit van de grond komt. En het is ook belangrijk om aan bewoners te laten zien dat het werkt en daarmee vertrouwen wint. Dus soms is het beter om klein te beginnen.”